‘Elk boek is een gevaar.’ Het gevaar drong zich in mijn zeventienjarige borstkas en trof doel. Vlijmscherp werd ik geraakt door die eerste zin en meegesleurd door de over elkaar heen buitelende, raadselachtige zinnen die volgden. Totdat ik een pagina verder besefte dat dit gevaar mijn ziel wilde aanraken en dat het overweldigend en onvermijdelijk was. Ik kon niet meer stoppen met lezen.
Vergeleken met deze openbaring van wat literatuur kan teweegbrengen waren de vingeroefeningen met Shakespeare en Jan Wolkers op het vwo slechts een opmaat geweest. Ik had net mijn eindexamen achter de rug en kreeg bij toeval dit boekje in handen. Het lezen van Een tevreden lach bleek dermate ontregelend dat niet alleen mijn literaire honger voor eeuwig werd gewekt, maar mijn levensloop er een definitieve wending door nam. Toen ik het boek uit had verliet ik het ouderlijk huis en toog bij nacht en ontij naar het Leidseplein in Amsterdam. Daar gebeurde het immers. Daar struinden de homo’s, de schrijvers, de jongens en geleerde vrouwen rond. Dat dit volgens de roman in de jaren vijftig en zestig plaatsvond voorkwam niet dat de straatstenen en cafés er decennia later nog naar roken. Mijn zoektocht naar een identiteit, naar seks, drugs en rock-‘n-roll, begon in de voetsporen van hoofdpersonage Simone Baling, struinend van café naar café, met als uitvalsbasis een studentenkamertje in een zelfmoordflat naast de spoorlijn. Doordeweeks bestudeerde ik Duitse filosofen, in het weekend werd ik wakker tussen vreemde lakens of plofte ik tegen het ochtendgloren in benevelde toestand in mijn ijzeren studentenledikant. Al deze ervaringen brachten me dichter bij de man die ik zou worden en ik voelde me begrepen door de schrijver die het ook allemaal had meegemaakt.
Andreas Burnier bleef jarenlang mijn gids, haar romans, essays en publieke optredens de ankerpunten van mijn adolescentie. Waar hem dat in zat valt moeilijk in woorden te vatten. Natuurlijk haar eruditie, de literaire schoonheid van haar romans, de maatschappijkritiek die mij wakker schudde, de innemende persoonlijkheid, en niet in het minst: haar/zijn genderverwarring die ook de mijne was. Het onzegbare: de zee van mijn slapende kinderziel die door dit boek werd geprikt en gekust.
Inmiddels in een andere levensfase beland, gaat er vanuit het principe ‘less is more’ ieder jaar een plank van mijn boekenkast de deur uit. Wat er uiteindelijk zal overblijven: de Burnieren. Trouw als vrienden voor het leven, die mij hebben bijgestaan in de ondraaglijke zwaarte en lichtheid van de reis naar volwassenheid.
Met het betreden van dit virtuele dorpsplein ter ere van de schrijver komt het Leidsepleingevoel weer boven. Er valt weer rond te struinen, te gluren en te (her)ontdekken. Wat een gevaren, wat een erfenis!