De zwembadmentaliteit - 1979 - (Essays: Enid Starkie en de gedoemde dichters; Het midden is het doel (twee boekbesprekingen over C.G. Jung)) - link
Essays 1968-1985 - 1985 - (deel 3 Het jongensdeel met essays over o.a.: Vincent van Gogh, Rudolf Steiner, J.B. Charles. ) - link
Mystiek en magie in de litteratuur - 1988 - (essays over Gustav Meyrink en Andréj Belyj) - link
De achtste scheppingsdag - 1990 - (essays: Dante’s innerlijke reis; Goethe’s Faust) - link
Een gevaar dat de ziel in wil - 2003 - (Deel VI essays over Alfonso X El Sabio, Sappho, Etty Hillesum, Gerard Reve) - link
Zelfstandig denken op gezag - 1988 - link
Verlangens naar het oneindige - 1988 - link
Een kamer zwaar van overjarig zwijgen,
Mesdames, Messieurs,
rue de Fleurus…
Zij stierf in vijfenveertig, nadat Yanks
haar gasten waren, potente bevrijders,
verlegen lotgenoten en zwaarstandige fantasten.
De kamer was vol geur van oude dames,
Gertrude en Alice,
en vol herinnering aan jonge dames,
Alice, en de bevriende Amazones.
1910,1914,1918…
Hun gezin vol Picasso en orde,
daar heerste Gertrude als een goede joodse vader,
een patriarch, streng maar beminnelijk.
Veel veiligheid op de bank,
veilig veeleisend,
veilig zich beperkend tot de omgang met mannen
met wie zij converseerde,
terwijl Alice
iedereen bediende en de dames onderhield.
Borduurwerk, thee, tapijten, Juan Gris,
Picasso, Braque, Matisse, Apollinaire.
Picasso kon niet scheiden zonder geld,
het Grand Palais was toen nog Grand Palais.
Borduurwerk, thee, tapijten, Jean Cocteau,
een wereld vol mensen.
Zij geloofde niet in de hemel voor joden:
‘Wij leven alleen maar nu.’
Gertrude,
als ik je tegenkom in de hemel der gojiem,
Gertrude, Caesar van de eeuwwenteling,
en je begroet, dan zijn wij dus verdwaald.
Zoals jij, Caesar, verdwaalde in een vrouwenlijf,
dat je waardig naar je hand wist te zetten,
zo zul je je in de hemel ook wel redden.
Dag Gertrude,
je huis is nog mooi,
goed in de verf zoals het jou past.
Voor het Grand Palais staan ze te queuën om Picasso.
Ik weet niet of Alice nog leeft.
Dag Gertrude
binnenkort.
Uit: Andreas Burnier, Na de laatste keer
Franz Kafka woont al jaren in Parijs
en denkt: al wat ik wist ben ik vergeten:
Hebreeuws, het Chassidoet, het vette eten;
ik lees geen Duits en spreek geen Tsjechisch meer,
ik ben een aangepaste Franse heer.
Ik sta niet meer vertwijfeld voor de poort
en word des nachts niet van mijn bed gelicht,
verander niet tot kever, dool niet rond,
sterf niet aan tbc.
Toen mijn familie beestig werd vervolgd,
vernederd werd met een geschonden ster,
ghetto’s en veewagons werd ingejaagd,
ganz überrascht stikte in moffengas,
was het de tijd dat ik er net niet was.
Nu ben ik hier, weet niet meer hoe ik heet,
maar voel diep in mijzelf het Poolse leed.
Kun je de Sjo’a lichaamloos beleven?
Of moet ik zeggen: schouwen voor je dood?
God zweeg in Praag, in Auschwitz, toen en nu,
inmiddels zwijgt Hij verder in Parijs.
Ik huil om niets; bezoek het Kunstpaleis.
Uit: Andreas Burnier, Na de laatste keer
In manuscript onder de naam van:
Simon de Lima
geb.1971