Dit boek bevat de volledige teksten van de Albert Verwey-lezingen die door Andreas Burnier in het kader van haar gastschrijver / docentschap werden uitgesproken op 11, 18 en 25 november 1988 in de Pieterskerk te Leiden. Aan de hand van drie belangrijke schrijvers, Gustav Meyrink, Andréj Belyj en Maxine Hong Kingston legt Burnier het verschil tussen magie en mystiek uit en de permanentie van mystieke en magische stromingen in de litteratuur.
Duister en dreigend is het Praagse ghetto waarin Gustav Meyrink zijn meest beroemde boek, Der Golem, laat spelen. De roman begint in de sfeer van een zich herhalende halfdroom, een toestand tussen slapen en waken, waarin voortdurend hetzelfde beeld, dezelfde woorden terugkeren. Een kraai vliegt naar een glimmende steen, die voor haar er uitziet als een stuk vet. Maar als de steen niet eetbaar blijkt, vliegt de kraai weg.
Belyj verwachtte aanvankelijk veel heil van de Russische revolutie; niet alleen of speciaal in sociaal-economisch en politiek opzicht, maar vooral cultureel en spiritueel. In de eerste verwarde jaren na de revolutie leek hij even gelijk te krijgen met zijn culturele optimisme. Maar zoals bekend veranderde de situatie als snel. Onderdrukking en waar mogelijk uitroeiing van ieder spirituele tendens werd in Sovjet-Rusland de norm.
Het thema van de diep in onszelf sluimerende goddelijke vonk, die wij niet met triviale wensen en eisen moeten lastigvallen, maar die juist onze hulp nodig heeft, is een van de permanente topoi van de mystieke litteratuur. Een ander thema, zo mogelijk nog karakteristieker, is dat van de mystieke ontroering die gepaard gaat met het gevoel van bevrijding bij de beginnende mystieke lichtervaring.
Het boek is alleen antiquarisch verkrijgbaar: