Het jongensuur - 1969 - link
De trein naar Tarascon - 1986 - link
De wereld is van glas - 1997 - link
Een gevaar dat de ziel in wil - 2003 - (Deel VII Het joodse levensgevoel) - link
Ruiter in de wolken - 2015 - link
Na de laatste keer - 1981 en 2004 - (Gedichten. Deel II) - link
Daniel van Mourik, Andreas en Ischa – een herinnering - 2020 - link
Het Jodendom en het boek - 1994 - link
Jodendom voor volwassenen - 1990 - link
Joods lezen - 1997 - link
De lange weg naar het jodendom - 2015 - link
[…]
Er zijn nog maar weinig beneden
die de tijd helpen heiligen.
De tijd is veranderd, mijn velen
in de bundel van het eeuwig leven
rustend zonder graf.
Hoe ging het verder?
Wat kwam er na het gas?
Een nieuwe generatie duitsers.
Een nieuwe generatie Polen.
Een nieuwe generatie Russen.
Een nieuwe generatie Balkan-mannen.
Een nieuwe generatie Edomieten.
De mensen uit het late van de eeuw
bidden anders, mijn velen,
in de bundel van het eeuwig leven
oplichtend in de nacht.
De tijd is nu platte ruimte.
Gebed is: om vernietiging schreeuwen.
Eenmaal per jaar worden jullie herdacht
in zwaar bewaakte synagogen
door huilend nageslacht –
de kinderen, kleinkinderen,
achterkleinkinderen.
Jom Hasjoa:
een nieuwe gedenkdag
tussen de feesten van toen.
Aan het einde van twee millenia christendom
kijkt de wereld nog eenmaal om
achterwaarts in de toekomst vallend
verbaasd over de kou en de nacht.
Volgens het jodendom echter, zijn mensen van nature niet alleen maar slecht en evenmin louter goed. Mensen worden, in de Joods-religieuze visie, hier op aarde geboren met twee tegengestelde strevingen: de jetser tov en de jetser hara. De niet-Joodse wereld legt meestal eenzijdig de nadruk op éen van beide neigingen. De Joodse opvoeding en zelfopvoeding zijn er vervolgens op gericht je van beide neigingen in de menselijke ziel bewust te blijven. Je moet leren je kwade impulsen, die van nature in ieder ziel aanwezig zijn, naar vermogen te beteugelen, en je goede naar vermogen tot ontwikkeling te brengen. Op deze psychologische basis is het jodendom een religie geworden met een sterk uitzonderlijke sterke ethische inslag. Maar dan niet in ethisch in de zin van vrijblijvende praatjes, in de trant van: “Laten wij het goede doen en het kwade laten.” Het religieuze jodendom is in de eerste plaats gericht op halachisch en liturgisch doen. Ook op sociaal-ethisch gebied is het jodendom een religie van het doen: geen loze praatjes, maar tacheles, in het Nederlands-Jiddisj.